Recent
Vandaag
29 April 2024

Blogski #9 – De culturele hoofdstad

Sint-Petersburg is niet alleen de stad van tsaren en revoluties, maar ook de culturele hoofdstad van Rusland. Om deze reden heb ik me dan ook meerdere keren naar het theater gesleept. Daarover later meer. Natuurlijk begon ik met het ontdekken van de Petersburgse cultuur door een echt stukje Russische volkscultuur en tevens een oude hobby van me te bezoeken: het ijshockey.

Sint-Petersburg is de thuisstad van een van de beste ijshockeyclubs van Rusland, die nog steeds de ietwat inspiratieloze naam SKA draagt (letterlijk Спортивный Клуб Армии: sportclub van het leger). Tijdens de Sovjettijd speelden er bij SKA enkel militairen uit het Leningrad-district. De enige andere ijshockeyclub die oorspronkelijk van het ministerie van Defensie was zit in Moskou. SKA is zeer populair en heeft het grootste aantal bezoekers van alle clubs in de Kontinental Hockey League. De KHL is de ijshockeycompetitie van Rusland, Finland, Letland, Kazachstan, Wit-Rusland, Kroatië en Slowakije en de winnaar mag zich kampioen van Rusland noemen (echt waar). De KHL wordt algemeen beschouwd als de sterkste competitie na de NHL. Ik bezocht eind februari een wedstrijd in de best of seven van de 1/8e finale tegen Jaroslavl. Aan wedstrijden hier dus geen gebrek. Na de reguliere competitie worden er 1/8e, kwart-, halve- en hele finales gespeeld die allemaal minstens vier wedstrijden behelzen. Het seizoen is hier dus een lange zit als je niet een of ander onbenullig clubje uit Siberië bent.

Het meemaken van een ijshockeywedstrijd in een stijf uitverkocht Russisch stadion is een feestje. Het meest indrukwekkende moment speelt zich echter af nog voor de wedstrijd is begonnen: het volkslied. In de KHL wordt de wedstrijd altijd voorafgegaan door het volkslied (of de volksliederen) van de spelende ploegen. Daarvoor staat het hele stadion op, waarna het Russische volkslied door het stadion schalt en iedereen uit volle borst meezingt, terwijl de Russische vlag overal op geprojecteerd wordt. Nu is het Russische volkslied al het mooiste ter wereld, in een uitverkocht ijshockeystadion klinkt het nog veel overweldigender. Ik heb er zelf geen filmpje van gemaakt, maar hier vond ik een sfeerimpressie van 15 seconden.

Tijdens de wedstrijd zelf merkte ik grote verschillen op tussen het Russische ijshockey en het Nederlandse ijshockey dat ik gewend ben. Het Russische hockey is veel minder agressief, er wordt amper gevochten en vooral veel op het spel gefocust. Ik heb dit voor de zekerheid nog even gegoogeld en het bleek inderdaad dat er in de KHL zes keer zo weinig wordt gevochten als bijvoorbeeld in de NHL. Verwacht je niet van die Russen. Om deze reden fluiten de scheidsrechters ook veel minder af dan in Europa en Amerika en gaat het spel soms minutenlang zonder onderbreking door. Daarnaast vond ik het leuk hoe er tijdens die weinige onderbrekingen stokoude Sovjetdeuntjes werden afgewisseld met moderne hits (en minder moderne hits, elke periode werd ingeluid met Queen’s We Will Rock You, waar duizenden Russen dan trouw op meeklappen). Ook staan er overal op de trappen van het stadion cheerleaders die tijdens het dansen in de onderbrekingen gezelschap krijgen van kleine meisjes uit het publiek die met hun eigen pompons naar ze toe rennen en mee beginnen te dansen. Het publiek schreeuwt, naast de gebruikelijke kreten die in het Engels en Nederlands ook geroepen worden, voortdurend “sjajboe!” Sjajba betekent puck en wordt als aanmoediging naar de spelers geroepen. “Puck! puck! puck!” Het niveau van de wedstrijd was helaas matig en SKA kon er met grote moeite net een 1-0 overwinning uitslepen, een zeldzaamheid in het ijshockey.

Een dag later ging ik met een groot deel van onze groep naar Zenit, de voetbalclub van Sint-Petersburg. Toen ik thuis mijn schoenen aantrok en vertelde waar ik naartoe ging, reageerde mijn gastgezin direct bezorgd.
“Ze vechten daar heel veel, pas je wel goed op?” vroeg Anna. Ik herinnerde haar eraan dat ik de dag ervoor bij SKA was geweest en dat daar ook niets aan de hand was.
“Ja, maar het ijshockeypubliek is een stuk intelligenter. Bij Zenit zit heel ander volk,” vertelde Dmitri me.
Bij het stadion aangekomen werden we direct meermaals gefouilleerd. Vrouwen drie keer, mannen vijf keer. Mannen die er niet-Russisch uitzagen nog vaker. In het stadion waren vrijwel alle reclameborden van Gazprom en wapperde om de paar meter de Gazpromvlag. We namen plaats op onze stoelen achter de goal. Het verschil tussen het ijshockeypubliek en de mensen die bij Zenit om ons heen zaten was inderdaad vrij groot, vooral te merken aan de uitroepen van frustratie. Ik vond het dan wel weer leuk om te horen dat de eigen spelers net zo hard werden uitgescholden als die van de tegenstander. Minder leuk vond ik de temperatuur. Het vroor en de sneeuw waaide in ons gezicht. Het stadion van Zenit kan niet overdekt worden – waarom zou je ook, in een stad net buiten de poolcirkel waar het acht maanden per jaar winter is? – en niets bood bescherming tegen de ijzige wind. Om deze reden, in combinatie met het feit dat de metro aan het eind van de wedstrijd dichtgaat, ben ik met een paar anderen tien minuten voor het einde afgehaakt. Mooi geweest.

Een ander groot succes was het theaterstuk dat onze docenten aanraadden. Het werd gespeeld door Russische studenten en we konden ons bij onze docent van vertalen opgeven om mee te gaan. Toen ik met een paar anderen bij het theater aankwam, bleek er direct een probleem te zijn. De zaal zat al vol.
“Maar wij staan op de lijst,” zei iemand van ons, naar de lijst met namen gebarend.
“Klopt,” zei de jongen bij de ingang. “Maar er is geen plaats meer.”
We werden verzocht om nog even te wachten voor het geval er toch nog plaats bleek te zijn. Dit was natuurlijk het moment waarop we weg hadden moeten rennen, maar jong en onwetend als we waren, wachtten we af. Na een minuut of tien gebaarde iemand dat we toch door mochten lopen. We kwamen in een kleine, tjokvolle ruimte terecht waar enkele gelukkige toeschouwers op banken zaten, anderen langs de muren stonden en ons werd verzocht om op de grond vlak voor de eerste bank plaats te nemen. De regisseur van het stuk beval ons in onmogelijke houdingen op de grond te gaan zitten en maakte heel duidelijk dat we geen vin mochten verroeren. We zaten immers half op het podium. Ik werd ineengedoken met mijn handen om mijn knieën en mijn rug naar het podium neergezet. Ik kon enkel iets van het toneel zien door mezelf een nekhernia te bezorgen en kreeg tijdens het praatje van de regisseur al pijn in mijn nek, rug en benen. En toen moesten we nog anderhalf uur. De studenten voerden een stuk op van een vergeten Nederlandse toneelschrijver – in Russische vertaling, dat wel – en voor wat ik er van mee heb kunnen krijgen was het erg goed. Helaas was het toneelstuk voor mij en mijn collega’s vooral samen te vatten als een langzame marteldood. Toen het na anderhalf uur eindelijk pauze was konden we ons bijna niet meer bewegen en zijn we zo snel we konden uit het theater weggevlucht. Tot zover het Russische toneel.

Betere herinneringen heb ik aan het ballet dat ik samen met een vriend uit Nederland in het Mariinskitheater zag. Hij kwam een paar dagen langs en als je naar Sint-Petersburg gaat moet je toch eigenlijk wel naar het Mariinski. Het Mariinskitheater wordt beschouwd als een van de beste ter wereld en is constant met het Moskouse Bolsjojtheater in strijd over wie de beste is, zoals Moskou en Petersburg dat over alles doen. We zagen er een twintig minuten durend ballet van een Amerikaans gezelschap en na een korte pauze een stuk van Sjostakovitsj dat ook maar veertig minuten duurde. Dit was heel mooi, zelfs voor mensen die niets met ballet hebben. Wat vooral opviel in het Mariinski was het publiek. Dat iedereen helemaal opgedirkt naar het theater kwam was me bekend, dat er zoveel kleine kinderen naar dit soort culturele uitjes werden meegenomen niet. Weer werd ik eraan herinnerd hoeveel cultureler het Russische volk is dan het Nederlandse.

Twee weken later bezocht ik het Mariinskitheater opnieuw, ditmaal met mijn ouders die ook een aantal dagen naar het verre noordoosten waren afgereisd. We gingen naar een opera van Wagner die vier uur en veertig minuten zou duren, iets waar we van tevoren al onze twijfels over hadden. We hadden goede plaatsen, maar daar hield het goede eigenlijk wel mee op. De opera werd uiteraard in het Duits gezongen (waar niets van te verstaan was) en in het Russisch ondertiteld, dus voor mijn ouders was het al helemaal een raadsel waar het over ging. Daarnaast kwamen we er al vrij snel achter dat opera niet echt ons ding is. Of, beter gezegd: echt niet ons ding. En toen moesten we nog vier en een half uur. Om een lang verhaal kort te maken: in de tweede pauze zijn we zo snel we konden het Mariinski uitgerend. Ik vind A Night At The Opera een stuk leuker wanneer het een Queenalbum is.

fff

fff2

fff4

Ontvang blogski's via mail